Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7176

Datum uitspraak2005-11-30
Datum gepubliceerd2005-11-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200504580/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 29 juli 2003, kenmerk 2003/32638, heeft verweerder het college van burgemeester en wethouders van Brunssum bevolen de sanering van de bodem van de gebieden Woonvlek I en parkgebied-woongebied, zoals aangegeven in de bijlage bij het besluit van 2 juli 1996, binnen één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit alsnog in overeenstemming te brengen met het op 2 juli 1996 door verweerder goedgekeurde saneringsplan, kenmerk april 1996/8578.S.LBS.


Uitspraak

200504580/1. Datum uitspraak: 30 november 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de verenigingen "Vereniging van Eigenaren van villa Lysandra", "Vereniging van Eigenaren van Villa Aurelia" en "Vereniging van  Eigenaren van Villa Atlanta", alle gevestigd te Brunssum, elk als vertegenwoordigster van de respectieve gezamenlijke appartementseigenaars, appellanten, en het college van gedeputeerde staten van Limburg, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 29 juli 2003, kenmerk 2003/32638, heeft verweerder het college van burgemeester en wethouders van Brunssum bevolen de sanering van de bodem van de gebieden Woonvlek I en parkgebied-woongebied, zoals aangegeven in de bijlage bij het besluit van 2 juli 1996, binnen één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit alsnog in overeenstemming te brengen met het op 2 juli 1996 door verweerder goedgekeurde saneringsplan, kenmerk april 1996/8578.S.LBS. Bij besluit van 12 april 2005, kenmerk 2004/18978, verzonden op 14 april 2005, heeft verweerder het hiertegen door het college van burgemeester en wethouders van Brunssum gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 29 juli 2003 herroepen wat de aan het bevel verbonden termijn betreft en daarvoor in de plaats een termijn van twee jaar gesteld waarbinnen de sanering dient te zijn uitgevoerd. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 19 mei 2004 (lees: 2005), bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 1 juli 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2005, waar appellanten, vertegenwoordigd door A.J.G. Pierik, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.G.M. Balvers, zijn verschenen. Tevens is het college van burgemeester en wethouders van Brunssum, vertegenwoordigd door mr. drs. M.M. Kaajan, advocaat te Amsterdam, gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Appellanten keren zich tegen de verlenging van de termijn van één naar twee jaar waarbinnen het college van burgemeester en wethouder van Brunssum de sanering moet uitvoeren. Zij voeren daartoe aan dat het college zich niet houdt aan de afspraak om over de sanering overleg te plegen met de eigenaars/ bewonersvertegenwoordiging. Daardoor bestaat bij hen twijfel over de vraag of het college de sanering wel zal uitvoeren. Ook is inmiddels weer meer dan een jaar verstreken, waardoor de bewoners langer in onzekerheid verkeren. Het college van burgemeester en wethouders dient niet op grond van deze door hem zelf veroorzaakte vertraging een langere termijn gegund te worden. Zij verzoeken subsidiair om aan de termijn van twee jaar een dwangsom te verbinden. 2.2.    In artikel 44 van de Wet bodembescherming is bepaald dat gedeputeerde staten degene die de bodem niet saneert overeenkomstig een door hem ingediend saneringsplan, waarmee door gedeputeerde staten is ingestemd, kunnen bevelen alsnog overeenkomstig dat plan te handelen. 2.3.    Verweerder stelt dat mede naar aanleiding van de uitspraak van 3 november 2003 in zaak no. 200306154/1 tot verlenging van de termijn is besloten. In die uitspraak heeft de Voorzitter overwogen dat hij betwijfelt of de uitvoering van de aanvullende sanering feitelijk mogelijk is binnen de termijn van een jaar. Daarnaast is de Voorzitter niet gebleken van zodanige risico's voor de volksgezondheid dat de sanering binnen een jaar dient te zijn aangevangen. Ook is verweerder van mening dat een termijn van twee jaar redelijk is, omdat het college van burgemeester en wethouders nog moet overleggen met individuele bewoners die toestemming moeten verlenen om de sanering uit te voeren. Tenslotte heeft verweerder in de overwegingen betrokken dat het college van burgemeester en wethouders van Brunssum te kennen heeft gegeven de herstelsanering binnen twee jaar te kunnen uitvoeren. 2.4.    De Afdeling constateert dat appellanten niet hebben aangevoerd dat sprake is van zodanige risico's voor de volksgezondheid dat de sanering binnen een jaar dient te zijn uitgevoerd. Het betoog van verweerder dat zich geen gevaar voor de volksgezondheid voordoet hebben appellanten evenmin bestreden. Ook overigens hebben zij geen dwingende redenen aangevoerd  om aan te nemen dat een termijn van twee jaar te lang zou zijn. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van 3 november 2003 en op hetgeen feitelijk ter uitvoering van de sanering nog is vereist, is de Afdeling van oordeel dat verweerder in redelijkheid een termijn van twee jaar aan het besluit heeft kunnen verbinden. De Afdeling ziet geen aanknopingspunt voor het oordeel dat die termijn slechts rechtmatig zou zijn onder bedreiging van verbeurte van een dwangsom. 2.5.    Het beroep is ongegrond. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 2.7.    3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat. w.g. Schaafsma    w.g. Stolker Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2005 157-433.